In een energiemodule zijn alle relevante installatieonderdelen voor de woning opeen gepakt. Er valt nogal wat te kiezen.

Hoewel de modules per leverancier verschillen, komen in de regel deze componenten er in voor: boilervat, luchtwaterwarmtepomp (of een warmtepomp op bodemenergie), omvormer voor pv-panelen op het dak, regel-, bedienings- en monitoringssystemen en een internetgateway, een balansventilatie-unit met warmteterugwinning. Optioneel is vaak een buffervat voor de verwarming, een thuisaccu, of een Hr-ketel.
Welke systemen zijn er zoal?
In ieder geval brachten Nefit, Nathan, LG en bouwbedrijf BAM totaalconcepten op de markt. En op Building Holland presenteerde ook Alklima/Mitsubishi Electric een oplossing: de Wattz-In, een ‘kant-en-klare, NOM-ready, verwarmings-, ventilatie- en tapwatermodule voor nieuwbouw en renovatie. Turn-key sustainability, easy-installation’.
Verschillende varianten
Kortom, er valt nogal wat te kiezen. Te kiezen tússen leveranciers. En te kiezen bínnen het productaanbod van de diverse leveranciers. Want zij bieden vaak verschillende varianten aan van hetzelfde concept. Dit met het idee “het ideale plaatje is nog niet gevonden en voor energiemodules is er nog geen vast concept”, zoals Richard de Waal, directeur bij LG Air Solutions Benelux, het omschrijft.
Waar?
Maar er moeten nog meer keuzes worden gemaakt. Namelijk: waar plaats je de energiemodule? In de voortuin? In de achtertuin, op zolder? Hangend aan een van de muren? Welke plekken zijn mogelijk? En wat zijn de voor- en nadelen van de verschillende locaties?
Wat extra’s
Bij LG hebben ze een lichte voorkeur voor vóór het huis. Waarom? “Aan de voorkant zitten vaak de meeste aansluitingen”, vertelt De Waal van LG. “En minder lange leidingen betekent minder kosten.” Erwin Bonis, marketing coördinator bij Mitsubishi/Alklima: “En een energiemodule aan de voorkant geeft je meteen de mogelijkheid wat extra’s te doen. Zo hadden we een project met aanleunwoningen waar we een grote brievenbus bij plaatsten die groot genoeg was voor pakketjes met medicijnen.”
Welstandscommissie
Een nadeel van de voorzijde van het huis kan zijn dat de welstandscommissie een project aan de voorkant van de woning blokkeert, denkt Maarten Strijdonk, hoofd business development bij BAM Wonen. “Als je in een rij woningen ineens bij enkele woningen zo’n unit hebt staan. Dan loop je het risico dat dat om esthetische redenen niet mag.” Maar dat heeft Peter Centen, technisch directeur van Nathan, nog niet meegemaakt. “De welstandscommissie is juist vaak positief. Omdat onze energiemodules een afdakje bieden en verlichting. En omdat wij projecten niet versnipperd oppakken, maar hele rijen woningen ineens.”
Funderinkje
Achter het huis dan? Ja, zegt Strijdonk (BAM), dat is een goede optie, want hij heeft juist de ervaring dat de meeste aansluitingen aan de achterkant van een woning zitten. “In ieder geval de keuken en de badkamer. Dus hoef je relatief weinig leidingenwerk te verleggen.” En de achterkant heeft sowieso de voorkeur als de woning aan de voorkant geen tuin heeft. “En je kan de module in de achtertuin mooi combineren met een schuurtje, zoals we in Heerhugowaard gedaan hebben”, oppert Bonis (Alklima).
Veel ruimte
Probleem is wel dat een service- en onderhoudsmonteur altijd eerst moet aanbellen en door het huis heen moet om in de achtertuin te komen, ziet Centen (Nathan). “En ze nemen erg veel ruimte in, terwijl de tuintjes vaak al zo klein zijn”, zegt Michiel Voskuil, productmanager bij Nefit.
Flinterdunne business case
De business case bij energiemodules is flinterdun, zo is algemeen bekend. Het gaat er dus om zo kostenefficiënt mogelijk te werken, maar ondertussen niet vergeten dat de module tientallen jaren mee moet, omdat hij dan pas is terugverdiend. Onverwachte bijkomende kosten zijn dan echte tegenvallers, zegt De Waal (LG).
Ruim vijfhonderd kilo
Energiemodules zijn ruim over de vijfhonderd kilo en dergelijke gevaartes kunnen niet zomaar ongefundeerd geplaatst worden. Dat je een fundering nodig hebt, heeft ook Strijdonk (BAM) ervaren. “In het westen en noorden is veel kleigrond. Daar heb je een fundering hard nodig. In het zuiden en oosten kunnen de modules makkelijker zo op de zandgrond worden geplaatst.”
In de schil verzonken
Voor De Waal (LG) heeft het verzakkingsgevaar ertoe geleid dat het bedrijf onderzoekt in hoeverre de energiemodule aan het huis verankerd kan worden, zodat de last grotendeels gedragen kan worden door het huis zelf. Dat concept hebben ze bij Nefit verder uitgewerkt, zegt productmanager Voskuil (Nefit): “De Energy Bar, die in hybride en all electric variant te krijgen is, hebben wij ontwikkeld na gesprekken met bewoners en corporaties. Wij concludeerden dat er een vergaande integratie met de schil gewenst is. Onze module wordt bevestigd aan de zoldervloer, de vloer van de eerste verdieping en de vloer van de begane grond. Dat is heel stevig en de leidingen heb je meteen op de verdieping waar ze horen.”
Gestapelde componenten
De Energy Bar, met gestapelde componenten, is verzonken in de schil, en omdat die schil ruim twintig centimeter dik is, steekt er nog maar een halve meter van de energiemodule naar buiten. Het Nefit-concept kan qua esthetiek rekenen op waardering van concullega’s. Maar er is twijfel. Strijdonk (BAM) heeft het Nefit-concept niet bestudeerd, maar heeft in zijn algemeenheid het volgende te zeggen over een ophangconcept: “Dit is bij bestaande bouw niet altijd mogelijk, in verband met de krachten en conditie van de bestaande constructie van de woning. Dit nog in combinatie met nieuwe gevels, die ook al flink qua gewicht zijn.”
Liftje
In zijn algemeenheid kun je zeggen dat bij units aan de voor- of achterzijde van de woning, al dan niet geïntegreerd in de schil, het beheer en onderhoud wat eenvoudiger is dan oplossingen binnen in het huis. En dat je niet zit met geluidshinder van de warmtepompcompressor. Maar daar zijn de eerste oplossingen ook al op bedacht.
Verschillende configuraties
Neem het nieuwe systeem van Mitsubishi/Alklima, de Watzz-in. De leverancier vergelijkt het concept zelf met Lego; je kan verschillende configuraties kiezen, alnaargelang de behoefte. Ook is de module te installeren in verschillende ruimtes, zoals de bijkeuken, garage of zolder. Die laatste plek is vaak een logische, zegt Bonis (Alklima), “want daar zit vaak ook de cv-ketel al. De compressor van de warmtepomp zit dan in een soort schoorsteen buiten het dak, waardoor geluidsoverlast beperkt blijft. En om service en onderhoud te vereenvoudigen, kan de schoorsteen met een liftsysteem door het dak naar de zolder zakken, waardoor de monteur er goed bij kan. En dat is wel wat eenvoudiger dan met een tuigje aan het dak op.”
Dakoplossing
Ook Nefit heeft een handige dakoplossing, de Energy Top. “Het is een soort omgekeerde dakkapel”, vertelt Voskuil. “Het eventuele probleem van de bereikbaarheid voor service en onderhoud hebben we opgelost door een luikje achter het knieschot. Daar kan de monteur dus makkelijk bij.”
De boiler staat in het concept van Nefit los op zolder. Voskuil geeft toe dat bij oudere woningen met houten vloeren dit wel eens een probleem kan zijn. “Dan is versteviging met extra balken wel mogelijk”, voegt hij er aan toe.
Op zolder
“Oplossingen op zolder zijn meestal vooral geschikt voor nieuwbouw en bij particuliere woningen”, zegt Strijdonk (BAM). “Bij corporatiewoningen zit je met onderhoudscontracten en moet je dus telkens de bewoners lastig vallen. Installatie bij oudbouw is ook lastig omdat je dan al die zware apparatuur naar boven moet tillen. Als wij een module op zolder plaatsen, dan doen wij dat bij nieuwbouw voordat het dak er op gaat.” Centen (Nathan) voegt daar nog aan toe: “Bij modules op zolder of dak mis je vaak de mogelijkheid om nog een dakraam te plaatsen. Dan moet je vooral inleveren op het aantal pv-panelen op het dak. Het scheelt al snel een stuk of zes panelen.”
Bodem
Wat Centen (Nathan) aan de discussie opvalt, is dat er vooral gesproken wordt over een concept met een luchtwaterwarmtepomp, terwijl een warmtepomp op basis van een bodemsysteem veel efficiënter is, want deze is de helft kleiner, en vooral: de warmtewisselaar hoeft niet buiten te staan. “De water-waterwarmtepomp wint het met gemak van de lucht-waterwarmtepomp. Maar voor de installatie heb je wel je vakpapieren nodig, de BRL 6000-21, en wie die niet heeft grijpt al snel naar de lucht-waterwarmtepomp. Als je de water-waterwarmtepomp ook meeneemt, dan krijg je een heel ander verhaal.”
Bron: energie